-
1 duivel
♦voorbeelden:〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 iemand de duivel aandoen • embêter qn.〈 figuurlijk〉 de duivel hale je! • (que) le diable t'emporte!daar speelt de duivel mee, 't is of de duivel ermee speelt • c'est à croire que le diable s'en mêlede duivel uitdrijven • exorciser le diable〈 figuurlijk〉 loop naar de duivel! • que le diable t'emporte!ik kan hem wel naar de duivel wensen • je voudrais qu'il aille au diable〈 figuurlijk〉 om de duivel niet! • jamais de la vie!voor de duivel en zijn ouwe moer niet bang zijn • ne craindre ni Dieu ni Diablehij is zo gierig als de duivel • il est d'une avarice sordide〈 Algemeen Zuid-Nederlands〉 tekeergaan als een duivel in een wijwatervat • se démener comme un diable dans un bénitier〈 spreekwoord〉 men maakt de duivel altijd zwarter dan hij is • le diable n'est pas si noir qu'on le fait〈 spreekwoord〉 als je van de duivel spreekt, trap je op zijn staart • quand on parle du loup on en voit la queue¶ kom hier, voor de duivel • viens ici, nom d'un chien→ link=ziel ziel -
2 Teufel
Teufel〈m.; Teufels, Teufel〉♦voorbeelden:armer Teufel! • arme drommel, stakker(d)!da hat der Teufel seine Hand im Spiel • het is of de duivel ermee speeltder Teufel soll dich holen! • de duivel hale je!sich 〈 3e naamval〉 den Teufel auf den Hals laden • zichzelf in de moeilijkheden, nesten werkenda ist der Teufel los • het gaat (er) daar woest aan toeden Teufel an die Wand malen • het noodlot uitdagenjemanden reitet der Teufel • iemand is van de duivel bezetendes Teufels sein • helemaal gek zijnder Teufel steckt im Detail • het venijn zit in de details〈 informeel〉 ich werde den Teufel tun! • dat doe ik om de dooie dood niet!das weiß der Teufel • dat mag Joost wetenkein Teufel • geen kip, hondauf Teufel komm raus • maar raak, tegen de klippen oper hat den Teufel im Leib • hij is van de duivel bezetenzum Teufel! • verdorie!zum Teufel mit dir! • loop naar de pomp!eine Sache geht zum Teufel • iets gaat eraan, om zeepjemanden zum Teufel jagen, schicken • iemand naar de duivel, hel laten lopensich zum Teufel scheren • naar de duivel lopenzum Teufel sein • naar de bliksem, maan, om zeep zijnsich den Teufel um etwas kümmern • zich geen lor, bal van iets aantrekkenTeufel noch mal! • verdorie (nog aan toe)!hinter einer Sache her sein wie der Teufel hinter der armen Seele • bij iets (steeds) als de kippen bij zijner fährt wie der Teufel • hij rijdt als een gekpfui Teufel! • bah!, jakkes! -
3 jemanden reitet der Teufel
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemanden reitet der Teufel
-
4 diable
diable [die.aabl]〈m.; ook bijvoeglijk naamwoord, tussenwerpsel〉1 duivel♦voorbeelden:avoir le diable au corps • van de duivel bezeten zijn; 〈 figuurlijk〉dol, doorgeslagen zijn, geen rust in zijn lijf hebbenc'est bien le diable si • het zou toch wel heel vreemd, gek zijn alsce n'est pas le diable • het is niet moeilijkfaire le diable à quatre • veel lawaai maken; 〈 figuurlijk〉zich moeite geven om iets te krijgen, te belettenque le diable t'emporte • loop naar de duiveltirer le diable par la queue • moeite hebben om rond te komenque diable va-t-il faire? • wat voor de duivel gaat hij doen?à la diable • onverzorgd, slordig, haastigau diable (vauvert) • erg ver (weg)allez au diable • loop naar de duivelenvoyer qn. au diable • iemand naar de duivel, maan wensendiable de • wonderlijk, vreemd, slechtun bruit de tous les diables • ontzettend lawaaidu diable • uitzonderlijk, uitermateen diable • erg, verschrikkelijkdiable! • du(i)vels!→ Dieuun pauvre diable • arme drommelm1) duivel3) drommel
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Нидерландский
- Французский